dinsdag 19 oktober 2010

Het gelijk (geluk?) van August Gillé


Ik heb vijftien jaar lang achter een galerie gewoond in Egmond aan den Hoef. Die galerie is alweer twaalf of dertien jaar geleden opgedoekt. Er zat geen leven meer in. Ik maakte een maandblaadje, en ik deed ook soms andere dingen voor die galerie. Wie nu nog in mijn huisje terechtkomt, vraagt soms: ‘Waar heb je dat vandaan?’ Ze wijzen dan op een enorm tragisch schilderij, dat aan mijn wand hangt.
Ik wijs bezoekers dan altijd op het feit dat kunstenaars over het algemeen niet wijs zijn in het gebruik van titels voor hun werken. Ik heb een tekening die Ongetiteld heet (volgens haar), die ik de titel Zelfportret met hoefslag heb gegeven, Een ander werk van de helaas overleden Frans van Klingeren, dat hij, ik meen, een titel als Vernichtigung VII had gegeven, heb ik Strandaanzicht te Bergen aan Zee genoemd.
Een ander ding. Want u wilt eindelijk wel eens weten wanneer die August Gillé eens ter sprake komt. Wel, zijn zelfgekozen isolement als kunstenaar, zijn onwil om te exposeren, om te verkopen. Zijn gang, met een kruiwagen vol schilderijen, naar het gemeentehuis om in natura zijn belastingen te betalen.
Het bevalt me allemaal zeer, moet ik zeggen. Niet alleen omdat een kunstenaar te allen tijde onafhankelijk moet zijn, en dus geen geld moet aannemen van vriendjes of van ‘belangrijke’ personages, laat staan van politici. Maar vooral omdat kunstenaars vertrouwen moeten hebben.
Vertrouwen dat hun werk sowieso wordt opgemerkt. Ooit. Eens een keer.
Dat vertrouwen heeft Gillé uiteindelijk gehad. En terecht.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten