vrijdag 28 oktober 2011

Mauro hier, Mauro daar

Gisteren, donderdagmiddag 27 oktober tot laat in de nacht, was politiek Nederland druk bezig de mensheid te vermaken met een debat over de prangende vraag: mag Mauro blijven of moet hij terug naar Angola? Helaas had ik ook andere dingen te doen, dus ik heb niet het hele debat, als je het zo mag noemen, gevolgd, maar het kwam er op neer dat minister Leers zei dat een gang naar het Europese Hof geen opschortende werking zou hebben, waarna iemand van, meen ik, de PvdA te berde bracht dat dat wel degelijk een opschortende werking had.
Ik heb zelf geen mening over het geval van die Mauro. Hij mag van mij best blijven. Maar ik kan me ook voorstellen dat je zegt: zus en zo zijn de regels en hij moet weg. Even goede vrienden, hoor. Je moet natuurlijk niet aankomen met een ‘aanzuigende werking’ (PVV, VVD) of met hem wegsturen naar Angola en hem daar dan een studievisum laten aanvragen die dan ‘met voorrang’ behandeld zal worden (CDA). Het is blijven of niet blijven, uit. Volgens de regels is hij na 8 of 9 jaar uitgeprocedeerd, maar minister Leers kan zeggen: je spreekt zo aardig Limburgs, jij mag blijven, blijf maar.
Een en ander werd in de Tweede Kamer van het Nederlandse parlement behandeld. Mauro was aanwezig op de publieke tribune. Hallo, Mauro!
Het ging dus niet over die Ama’s in het algemeen, het ging slechts over één jongen van 18 jaar. Tweede Kamer van het Nederlandse parlement. Of ze godverdomme niets beters te doen hebben, dacht ik. En ze zijn nog niet klaar met het geval-Mauro, want dinsdag moet er nog gestemd worden.
Dames en heren politici. Het was, dat zult u toch wel met mij eens zijn, een schandalige vertoning. Kunt u een volgende keer bijvoorbeeld over dit soort dingen debatteren?
Graag.

donderdag 20 oktober 2011

Heren luchtmachtofficieren!

U kent mijn liefde voor het CDA- en ook voor het VVD-smaldeel, u kent wellicht ook mijn kleine twijfel bij het PVV-smaldeel. Hoewel die liefde groot is, zou ik u toch willen vragen: heren criminelen!
Of laat ik het anders zeggen. Heren luchtmachtofficieren! Vliegers van dit land!
Er schijnt in de regio Den Bosch een stel paleisjes te zijn gebouwd voor de rijken van dit eens zo machtige land. Zulke paleisjes bestaan ook elders in den lande. Ze worden bewoond door de mensen die, om het zo maar te zeggen, UW pensioen NU aan het opmaken zijn.
Heren vliegers, kunt u niet naar Aerdenhout, Bloemendaal en dergelijke plaatsen vliegen, en daar precisiebombardementen uitvoeren?
Ik hoor nog van  u.

vrijdag 14 oktober 2011

Verhuizen?

Toen Alice nog leefde, had ze het over Geert Wilders. Als hij in de regering zou komen, dan zouden we naar België verhuizen. Met die blanke übermensch wou ze niets te maken hebben. Wilders zit niet in de regering, gelukkig. Dat heeft ze net niet meegemaakt, ze is vlak na de verkiezingen vorig jaar gestorven, en ik heb in die laatste paar dagen van haar leven nog volgehouden dat de PvdA zeer waarschijnlijk in de regering zou komen. Dat vond ze een goed idee, en het CDA was te klein geworden en zou samengaan met de andere christelijke partijtjes en zo zou het christendom in de politiek verpieteren.
Zo snel gaan helaas de dingen niet.
Maar verhuizen doe ik toch maar niet. Gesteld al dat ik het zou kunnen, natuurlijk.
Er verandert, ondanks die bezuinigingen waar rechts Nederland zo enorm blij mee zegt te zijn, eigenlijk niets. Ik krijg vandaag een schrijven van mijn woningbouwvereniging, die tien jaar geleden nog Bergens Woonbelang of iets dergelijks heette en die nu Kennemer Wonen heet (ik zei al: er verandert niets), waarin zij reclame maken voor een nieuwe energievoorziener, WoonEnergie, die volgens dat schrijven hoort tot de drie goedkoopste van Nederland. Ze leveren ook 100% groene energie, zegt het schrijven, hoewel iedereen weet dat gas nooit groen kan zijn en stroom ook niet. Dus ik heb dat schrijven in mijn prullenmand gemieterd.
Dat verandert dus niet in Nederland, dat soort schaamteloze campagnes.
Alice stoorde zich er wel eens aan: die leugenachtigheid, die je steeds meer in het openbaar ziet. Ik heb wel eens oude advertenties opgezocht, waarin ook van leugenachtigheid sprake was, en ik heb haar op die advertenties gewezen. ‘Ja, maar nu zie je het overal op straat.’
Dat moge waar zijn, en er is nog veel meer fout (de Wallen in Amsterdam bijvoorbeeld, of de stompzinnige behandeling van pedoseksuelen) – maar verhuizen doe ik toch maar niet.

maandag 10 oktober 2011

Rumble

Ik heb er geen spijt van, jongens. Van het sparring partnership dat ik met Cassius heb gehad. Hij heette toen al anders, maar ik mocht altijd Cas zeggen tegen hem. Kez! Ik bel hem nog wel eens, en dan zeg ik: Kez, hoe  gaat het met je? Wil het nog wat, enzovoorts. Hij ligt nu in de lappenmand natuurlijk, teveel klappen gehad. Frazier en zo. Dan praat hij wat terug over de Rumble, maar veel verstandigs komt er niet meer uit.
Maar ik heb Cassius nog meegemaakt in zijn goeie tijd: 1974. Ik was 21 jaar, nog een broekie, maar Kez had altijd een goed oog voor bokstalenten. Hij zag dat ik die typische George Foreman-slag had: die punch van rechtsvoor. Ik heb hem nooit kunnen ontwikkelen van linksvoor, links was ik een lousy bokser. Voor die punches van linksvoor had hij een andere sparring partner, een neger uit Amerika, ene Luke.
Luke en ik konden er wat van. Want Kez wou die George Foreman afmatten, hè? Dus wat had hij bedacht? Trainen tegen twee sparring partners tegelijk. Ja, verdomd, een aan de linker- en een aan de rechterkant. Wat deed Kez? Hij ging in de touwen hangen en hij beschermde zijn gezicht.  En wij er maar op los beuken! Tot we na een paar uur niet meer konden. Dan sloeg Kez ons om de beurt knock out.
Zo hebben we weken achter elkaar staan trainen, met zijn drieën. Niemand wist er iets van. Keep your big mouth shut, zei Kez ons. Daar hebben we ons aan gehouden, Luke is alweer een tijdje dood.
Ik weet nog hoe Kez me noemde: Hoedzjieboem. Want dat vond hij het meest lijken op die Foreman-punch. Ik heb hem nog wel zitten corrigeren: het is Hoagahboame, Kez. Maar dan kreeg ik gewoon een slag op mijn kin. Hij wou er niet van horen.
Toen we eind oktober in Kinshasa aankwamen, want Luke en ik mochten mee in het vliegtuig, toen moesten we een kreet bekend maken: ‘Ali Bombarie’ of iets dergelijks. En dat hebben we gedaan. Maar dat gevecht ging precies zoals Kez het wilde: hij ging in de touwen hangen en wachtte doodrustig af wat Foreman zou aanrichten. Foreman wist niets van tactiek, die bokste er op los. Het ging exact als in de training en Kez riep ook nog een keer: ‘Hoedzjieboem!’ Ik nog terugroepen: watch it, Kez! En toen kreeg hij er nog een paar toegemeten, maar in de achtste ronde sloeg hij Foreman, die totaal uitgeput was door dat vele slaan,  hupsakee knock out. Een linkse, een rechtse er overheen en de klus was geklaard.
Een groot bokser, Kez. Het was ook een gelukkige tijd. Ik heb veel klappen van Kez gehad en ik heb hem er ook veel gegeven. Maar het was voor het goede doel. The rumble in the jungle.

donderdag 6 oktober 2011

Steve dood

Steve Jobs schijnt niet de gezelligste jongen te zijn geweest om mee om te gaan. Hij was wel by far de meest intelligente, hij heeft Apple groot gemaakt. ‘We owe him a lot,’ zei P.Z. Myers, en zo is het. Zijn dood, aan alvleesklierkanker of aan leverkanker, of waarschijnlijk aan beide kankers te wijten, lijkt een beetje op de dood van mijn geliefde, Alice, die vorig jaar overleed.
Alice stierf ook aan diverse kankers. Uitgezaaide, onherstelbare ellende.
Langzamerhand begin ik er nu vrede mee te krijgen. Langzamerhand. Ik moet soms nog verschrikkelijk huilen.
Ik heb nooit aan een Mac gezeten, alleen aan een Window-toestel, maar ik weet wel: er is een groot man heengegaan. Zoals Alice het zei, een jaar voor haar dood: ‘Daar gaat er wéér een!’
Daar is er inderdaad wéér een gegaan.

maandag 3 oktober 2011

Mijn jeugd

Ik ben geboren in Limmen, acht kilometer onder Alkmaar, in 1953. Nu hoort Limmen tot de Randstad, toen was het een plattelandsgemeente. Ik schrijf dit stukje naar aanleiding van Oud Zeikwijfs stukje. Limmen was voor 90% katholiek, of nou ja, laten we maar zeggen ‘katholiek’. Je had de Corneliuskerk met eraan gebouwd het Maria Oord (een bejaardentehuis). Je had ook vlakbij die kerk de Cornelius Jongensschool en de Maria Meisjesschool. Ik zat helaas niet op die meisjesschool, maar op de jongensschool.
In mijn herinnering moesten we elke ochtend naar de kerk, voordat we naar school mochten. Die herinnering zal waarschijnlijk niet kloppen: het lijkt mij logischer en normaler dat we alleen op de maandagochtend ter kerke gingen. De Heilige Missen die dan opgevoerd werden, waren zeer vervelend. Ze werden opgevoerd door pastoor Bangert of kapelaan Beldrok, die ik op 6- of 7-jarige leeftijd al betitelde als ‘de B-figuren van Limmen’.
Die pastoor Bangert heeft zich later nog belachlijk gemaakt door bij mijn moeder te informeren hoe het nou zat met het kindertal. Ze had toen al 5 of 6 kinderen gemaakt en ze had net een mislukte zwangerschap achter de rug. Ze heeft de pastoor het huis uit gescholden, heeft ze me later verteld.
Ik was de oudste, nadat mijn anderhalf jaar oudere broer toen hij 4 jaar was geworden, aan leukemie overleed. Ik weet niets van die oudere broer, ik heb alleen een fotootje van hem gezien, ik heb ook nooit iets aan mijn ouders gevraagd. Hij heette Jaap, genoemd naar mijn opa van vaderskant, zoals ik Engelbertus (Ben) werd genoemd, naar mijn opa van moederskant. Dat mijn ouders mij Ben en niet Engel hebben genoemd, beschouw ik nog steeds als een zegen, en ook als een teken dat ze het met dat katholicisme een stuk makkelijker opnamen dan de vorige generatie.
‘De Hoogeboompjes kunnen allemaal goed leren’ – dat was algemeen bekend. We haalden allemaal, zonder uitzondering, de hoogste cijfers op school. Achten, negens, tienen voor taal, rekenen, aardrijkskunde, geschiedenis enzovoorts. Alleen de gymlessen waren niet aan ons besteed, en we zijn nog steeds een beetje stijve harken, allemaal.
Ik heb in mijn Lagere Schooltijd één keer gevochten, tegen een puisterig kereltje dat zich die vechtpartij nog best zal weten te herinneren. Meester Duikersloot, het hoofd der school, haalde ons uit elkaar. Ik moest toen, omdat ik de agressor was, het schoolplein aanvegen. Daarna heb ik nooit meer mijn hand opgeheven tegen iemand. Ik heb ook een keer een paar dubbeltjes gestolen uit de jaszak van tante Tiny, die op bezoek was, thuis, en die het merkte en er iets van zei. Nooit heb ik meer iets gestolen.
Later ging ik naar de middelbare school te Alkmaar, waar ik aanvankelijk ook alleen maar hoge cijfers haalde. Ik deed mijn best, elke dag, ongeveer totdat ik 17 jaar werd. Toen ging het mis. Op school, thuis, overal ging het mis.
Ik weet nu waardóór het mis ging en mis bleef gaan. Een rijke wetenschap.

zaterdag 1 oktober 2011

Nieuw volkslied

Behalve bij het nationale voetbalelftal, waarbij elk volkslied misplaatst lijkt, is het Wilhelmus toch een min of meer uit de tijd geraakt dingetje. Het kan beter, en het moet ook beter, dames en heren van Oranje en van de VVD.
Moderner. Dat kan.
Hollandser? Dat kan ook.
Niet schrikken, dames en heren. Er is geen tekst, er is alleen muziek.
Deze muziek.