vrijdag 31 december 2010

Dúrf het eens!

ZJING!! Oudjaar, dus we moeten maar weer houden van het ouwelullentheater. IKKE NIET! Voordat ik naar het nieuwe jaar reis, loop ik nog even naar de krentenbollenfabrikant, die mij één eurootje rekent voor een appelflap, dat tik ik ook even af. Ik loop terug naar huis, en ik denk: GODVERDOMME! Mijn vrouwtje had een appelflap MET KRENTEN ERIN gewild! Ik keer terug naar huis en ik zeg haar: het was te glad en te gevaarlijk voor mijn achillespezen om nog eens terug te gaan. Hier, wijf, pak aan! Het is maar goed dat WikiLeaks een betrekkelijk klein bereik heeft, want God oh God!
Ik héb haar ongenadig behandeld. Ze heette Corrie. O, het was een prachtvrouw. Ik heb haar, zeg maar, weggesneden. Ja! Eerst in stukjes en later in partjes, en die bied ik morgen aan aan de locale supermarkt. Want je moet de rotzooi niet in huis houden. OKÉ?!
En dan bent u weer welkom, dames! In troepen. In colonnes kunt u binnentrekken! ANS! TINEKE! ZJERALDA, of hoe je ook heet! PIETERSMA? Je voornaam ben ik vergeten, lieve meid. Ik heb jullie allemaal wezenloos geneukt, wezenloos totdat jullie allemaal kwalletjes waren. VERDOMD! Ontken het maar niet, die heerlijke belevenis, want anders pak ik je op straat.
GRRR, op straat! Nee, beter is: in mijn huiskamer! Waar de dingen op hun regelmatige plaats liggen: het steekgarnituur vooral. Want ik zal u niet vermoorden met pistolen of iets dergelijks, nee, mevrouw, u zult eraan gaan met messteken, en NADAT u hevig bent klaargekomen! Want daar zorg ik voor, jawel!
HEERLIJK! U kent mij. Een snoezige vent, nietwaar? Een vent die ook weet wat u, dames, wilt. IK ZORG VOOR U! Daar kunt u op rekenen, ik zal voor u zorgen tot het allerlaatste moment. Het moment dat ik uw hart INEENSTEEK!
Dúrf het eens, dúrf het eens!

dinsdag 28 december 2010

Iedereen depressief

Al jaren lang zijn er in Nederland per jaar 1500 gelukte zelfmoorden. Die zelfmoorden worden gepleegd door depressieve mensen. Dit eenvoudige feit kwam niet voor in de televisieuitzending Iedereen depressief? op Nederland 2 van vanavond.
Ik ben het er als depressieveling mee eens dat 800.000 mensen die mijn ziekte zouden hebben, teveel is. Wij kijken ook een beetje neer op mensen die een dipje hebben, een beetje depri zijn, en dan aan de antidepressiva en de therapieën gaan. Mensen die bijvoorbeeld zeggen: ‘Gistermiddag was ik zeer somber.’ Wij zien dat meer als een griepje.
Zo was er aan het begin van dat programma een man die ontslagen was bij de Aegon, en die nu depressief geworden was. ‘Van 0 tot 10 was mijn stemming 6½,’ zei hij. Het had hem dus wat tegengezeten. Vijf maanden later was hij nog steeds werkloos en was zijn stemming nog ietsje minder. Hij woonde in zo’n vinexwijk en daar word  je dus al  niet vrolijk van.
Maar er zaten ook werkelijk depressieve mensen in het programma. Eentje had zelfs 32 electroshocks achter de rug, wat hem min of meer draaglijk had gemaakt voor zijn omgeving.
Wat ik zeer miste: de manisch-depressieve mensen. Tegenwoordig noemen ze dat bipolairen, waarom weet ik niet. De manisch-depressievelingen zijn de mensen uit mijn club. Mensen als Stephen Fry en, misschien, Mike Boddé. Die zat er trouwens wel in, en vertelde enkele zeer nuttige dingen.
Wij lachen en wij zingen, wij dansen en hebben humor en wij zijn soms zum Tode betrübt. Daar helpt geen therapie tegen. Wel, soms, pillen. Soms.

Top 100.000

- We verkopen één reclame per plaat.
- Je bedoelt, een reclame die met de plaat die je draait te maken heeft.
- Godverdomme nee, dat heeft er niets mee te maken. Met ons vak.
- Begrepen.
- Ik bedoel: we draaien een plaat, en daar zeggen we bij: ‘En hoe wil je nu iets veranderen in je leven? Nummer 24.836: A great game, of zoiets. Van The Early Peddlers.’ Dan de reclame van Dove of Mercedes, en dan volgt dat nummer.
- Het lijkt mij een serieuze optie. Maar  hoe krijg je die honderdduizend nummers bij elkaar?
- Dat kun je wel overlaten aan ons vakmanschap. We draaien die honderdduizend nummers in één jaar tijd op Hilversum 2. In dat jaar heb je ook wel tijd voor het nieuws, ongeluk hier, terrorisme daar. Maar het gaat om de platen. En om de reclames tussendoor.
- Dove en Mercedes.
- Juist. Ik geloof dat je het begint te begrijpen.

maandag 27 december 2010

Kerst

Ik heb het niet zo op kerstverhalen. Ik ben er ook altijd te laat mee. Mijn kerst was dit jaar wit. Dus glad, dus gevaarlijk. Klaar. Ik zat alleen, ik zit nog steeds alleen. Vorig jaar was Alice er nog, met wie ik nog grapjes kon maken zoals: ‘Alice. Een boeuf bourguigne?’ Dan zei ze: ‘Uit welke periode?’
Het was ook onze gewoonte om over een vorige kerstperiode te vertellen. Ik heb vorig jaar verteld over de kerst van 1983. Mijn vader is 57 jaar oud geworden (mijn leeftijd nu), en hij is gestorven in het begin van 1984. Hersenbloeding, coma, einde.
Tijdens die kerst van ’83 lag mijn vader in het AMC te Amsterdam, in de Intensive Care. Een dokter daar vertelde ons dat mijn vader ‘een zeer zware ziekte’ had, en op mijn vraag of hij ooit zou wederopstaan, zei hij: ‘Vermoedelijk niet.’ Ik heb verder maar niet aangedrongen.
Ik zat met mijn moeder op een binnenplaats van dat AMC, en ik zei tegen haar: ‘We zijn geen gelukkige familie, is het niet?’ Ze zei: ‘Geluk is nu wel heel ver weg.’ Ze maakte een paar jaar later een eind aan haar leven.
Ikzelf ben in de jaren na ’83 depressief geweest, maar ik heb mezelf nooit vermoord, zoals u kunt lezen. Ik was ervoor ook al geregeld somber, hoor. De ergste jaren waren van 1983-1998. Dat ik mezelf niet van kant heb gemaakt, is een klein wonder.
Van mijn moeder heb ik die depressiviteit geërfd, van mijn vader de hartproblemen. Bijvoorbeeld dat ik naar de supermarkt loop, vanmiddag, en dat ik daar eerst een kwartiertje moet gaan zitten uitrusten  (afstand huis-supermarkt: ca. 200 meter), voordat ik de hoogstnoodzakelijke boodschappen kan inslaan.
Dan zit je daar, voor een raam, en dan komt er een kennis, Reier, naar je toe. ‘Zo Ben! Mooie kerst, niet!’ Ik kan hem nog antwoorden, want ik ben niet geheel zonder rapport: ‘Mooie witte kerst, ja, Reier!’

vrijdag 24 december 2010

Erik Desmazières

Welke Fransman heet er nu Erik? Geen een. Erik is een Noormannennaam. Maar Erik Desmazières is geboren in Rabat (Marokko) in 1948, hij woont en werkt in Parijs, en hij is momenteel de beste Franse etser. Hij werkt in de traditie van Piranesi en Dürer, zou je kunnen zeggen.
Dat klinkt allemaal niet zo voortreffelijk, in het Nederlandse kunstklimaat dat vol zit met kunstenaars die het zoeken in video’s en installaties. Zegt u zelf. Zo’n jongen wordt in Nederland direct afgeschoten, want ‘hij hoort niet bij de tijd’ enzovoorts, terwijl die jongens van de video’s wél bij deze tijd horen.
Bach, dames en heren, schreef, ook voor zijn tijd, heel ouderwetse muziek. Die muziek wordt nog steeds beluisterd. Bach’s zonen schreven veel modernere muziek. Daar kun je ook naar luisteren, maar die muziek is toch, zult u met me eens zijn, een stuk minder interessant dan wat hun vader schreef.
Misschien zou het een goed idee zijn om de hele ontwikkeling die begon met de impressionisten, weg te doen. Die ontwikkeling te zien als een stroming, met later mensen als Picasso, Braque en Kandinsky, die weliswaar soms een interessant schilderij opleverde, maar goed, elke stroming levert soms een goed schilderij op. Malevich maakt een  Zwart Vierkant (en eigenlijk zei hij daarmee: dit is het einde van de schilderkunst), en vijftig jaar later zijn er nog steeds kunstenaars die een lichtblauw of een groen doek maken.
Dergelijke verderfelijke moderniteiten zul je in het werk van Desmazières niet tegenkomen, godzijdank. Het bovenstaande werk (een ets-aquatint) is een van de zeven werken die hij heeft gemaakt van de werkplaats van René Tazé, een graveur te Parijs. U kunt die werkplaats nog vinden op de Rue René Boulanger nummer 70. Vraag is wel of die tl-balk er nog hangt, en of die er ooit gehangen heeft.

vrijdag 17 december 2010

Jan Blokker

In de documentaire over Jan Blokker kwam een familie Kalman voor, een Duits-Joodse familie die vanuit Duitsland hier naartoe was gekomen en hier onderdak had gevonden. In ’42 of ’43 verdween die familie, zonder opgave van redenen. Ja, omdat er kennisgeving was geweest in de krant. Jan was toen 15 of 16 en wist toen: die komen niet meer terug. ‘Dat wist je.’
Er woonde toen ook naast de Blokkers een soort familie Brinkman, NSB’ers. Hij noemde de naam van die familie niet, terecht, want gottogot.
Blokker noemde ook het vrolijke koninklijke tafereel van 1956, toen de koningin bijna had moeten aftreden. Alle redacteuren van de belangrijkste kranten kwamen bij meneer Drees op audiëntie, en die zei: publiceert u daarover geen woord! En ze publiceerden geen woord. Hoewel iedere snuggere Nederlander even over de grens had kunnen kijken, en Der Spiegel had kunnen lezen.
Wat Jan Blokker niet vertelde, over dit onderwerp, was dit. Het kan vijf jaar later zijn geweest, of tien jaar later, of vijftien jaar later – nog steeds had geen krant een letter gepubliceerd over dat onderwerp. Hoe is dat in ’s hemelsnaam mogelijk geweest?
Zijn bemoeienis met de VPRO Televisie lijkt me niet te groot te zijn geweest: die invloed kwam van Wim T. Schippers. Klaar, af, done.
Zijn grote invloed heeft Jan Blokker gehad met zijn stukjes, in de Volkskrant (met zijn sublieme gekanker tegen de linksigheid van de Marcel van Dammen en de verdere sociologen) en later in zijn NRC.
Wie zich nog één citaat herinnert van Jan Blokker, wordt hierbij uitgenodigd. Ik weet er niet één meer.

woensdag 15 december 2010

Leraar Nederlands

Ik zit hier nu, alleen, mijn zonden te overdenken. Het zijn er nogal wat, mea culpa. Mijn grootste zonde is deze. Toen ik een jaar of achttien was, wou ik leraar Nederlands worden. Ik had toen een vriend, S.V., die inderdaad leraar Nederlands is geworden. Ik weet niet hoe het hem vergaan is.
Hij studeerde aan de Universiteit van Amsterdam en ik las de lijst van boeken die zo’n student toen moest lezen. Die boeken had ik bijna allemaal al gelezen, alleen de Vestdijkjes kende ik niet, omdat ik Vestdijk voor een waardeloos schrijver hield.
Ik besloot toen maar niet voor een leraarschap te zullen ijveren: als je daarvoor zó weinig hoefde te presteren, kon het niet een behoorlijke betrekking zijn.
Ik heb daar altijd spijt van gehad. Ik wil natuurlijk niet beweren dat mijn lessen de onder mij vallende jeugd steeds zeer goed zouden hebben gedaan (ik zou spel- en taalfouten en grammaticale onregelmatigheden gewoon hebben laten passeren, want ‘we doen hier geen wiskunde’), maar wel zou ik één, twee of drie kinderen iets kunnen hebben bijgebracht over het schrijverschap. De belangrijkste les zou geweest zijn: je bent nooit eenzaam als je schrijft.

maandag 13 december 2010

Correspondentie (9)

Dag Max,
Met die zedenzaak in de Watergraafsmeer zal het uiteindelijk ook wel weer loslopen: dat Eberhard voorop loopt, lijkt mij bijna een bewijs dat er nagenoeg niets aan de hand is. Als er werkelijk iets aan de hand zou zijn, dan zouden de politie en het Openbaar Ministerie er over gaan, niet een slecht gecoiffeerd burgervader. Maar je weet het niet tegenwoordig, dat geef ik toe. Er zal wel weer geweldig vlot overleg zijn gevoerd binnen de driehoek. Ik onthoud me maar van elk commentaar, totdat die man voor de rechter is geweest.
Ik heb net een Molovichje gelezen in Umberto Eco’s Op reis met een zalm. Dat boekje begint met een hoofdstuk Hoe speel je voor Indiaan en dat stukje bevat bijvoorbeeld deze prachtige zin: Ren in het geval van een aanval op het Indianendorp ten prooi aan verwarring je tent uit en hol allemaal een andere kant op, waarbij je tracht de wapens te grijpen die van tevoren op moeilijk bereikbare plaatsen zijn neergelegd. Er staan ook adviezen in zoals: ga goed zichtbaar op een hoge rotspunt staan, zodat je, als je getroffen wordt, naar voren valt en te pletter slaat op lager gelegen rotspartijen.
Sommige parodieën zijn zo goed dat je de originele situatie waar die parodie naar verwijst, niet eens hoeft te kennen.
We liepen samen – nu beschrijf ik een droom die ik vorige week had. Erg betrouwbaar is mijn beschrijving niet, maar goed – we liepen samen door de mooiste gedeelten van Amsterdam.
- Kijk Max, de Martinitoren!
- De Martinitoren is in Groningen, Ben.
- Jawel, maar hij lijkt er op.
- Maar nu serieus. Waarom bevinden wij ons te Amsterdam?
- Omdat de tulpen daar vandaan komen?
- Ook. Maar vooral omdat wij tweeën eens een ernstig gesprek met elkaar moeten voeren.
- Hemel!
- Als ahum hoofdredacteur van het Wereldtijdschrift Nurks ben ik de mening toegedaan dat wij ons op een meer encyclopedisch terrein zullen moeten begeven. Daar zul je het, geheel democratisch, mee eens zijn.
- Dus dan moet ik stoppen met mijn Dirkswoud-dingetjes?
- Dat niet direct, want zo zijn we nu ook weer niet, maar ik wou jou de opdracht geven tot het verzamelen, bijeenbrengen, noteren en publiceren...
- Moment, ik schrijf het even op... noteren en publiceren. Ja?
- Van een Encyclopedie van de Heavy Metal Muziek.
- ... Metal Muziek. Juist ja! Maar daar weet ik niets van af!
- Dat mag geen belemmering zijn. Denk erom, Ben: je zit bij Nurks, en dat schept ook zekere verplichtingen.
Tot ziens, Max.

woensdag 8 december 2010

Heden ik, morgen gij

Op 14 november j.l. mailde hoofdredacteur Max J. Molovich van het Wereldtijdschrift Nurks aan zijn ondergeschikten: ‘In januari willen wij graag beginnen met de verkiezing van De Nationale Zondebok. De Nationale Zondebok neemt een jaar lang de schuld op zich van alles’ (zie voor de complete tekst WikiLeaks document nr. 00689-4732wn518).
Een verkiezing zal niet nodig zijn: ik ben volledig bereid te dienen als De Nationale Zondebok 2011. Wat personalia.
Naam: Frans (Franciscus Gemedius Maria) van der Velde.
Geboren: 13 april 1971 te Hummelo (Gld.). Nu domiciliërend te Limmen (N.H.)
Opleidingen: 4 jaar HAVO (niet afgemaakt); cursus Praktijkboekhouden (evenmin afgemaakt); cursus Werken Met Je Hart (daarop werd ik opmerkzaam gemaakt door de uitkeringsinstantie van de gemeente Montfoort (U.), ik ben er welgeteld één keer verschenen).
Getrouwd, kinderen: neen.
Welke masochist wil er nu, zult u zich afvragen, Nurks’ Nationale Zondebok van het jaar worden? Welke lulhannes biedt zich nu aan voor die post? De weinigen die mij kennen, die iets afweten van mijn levenswandel, zullen beamen dat het de beste stap is die genomen kan worden.
Het begon allemaal te Hummelo, aan de Keppelseweg. De datum was: 24 november 1979. Ik was acht jaar oud, een klein mager jochie. In die tijd werden 52 Amerikanen gegijzeld door de ayatollahs van Iran. Dat hoorde ik van meester Griefman op school, ik zag het ook op televisie. Ik besloot een daad te stellen, ik schreef een brief.
‘Aan de ayatollahs te Iran.
Geachte Heren!
Deze brief bereikt u vanuit het Gelderse Hummelo. Ik stel een gevangenenruil voor: u laat die 52 Amerikanen los, terwijl u mij vastzet. Wellicht zijn er nog meer vriendjes uit Hummelo, die ook mee willen doen.
Wees gegroet, Frans van der Velde (8 jr.).’
Och, en dat ging nog verder met de dood van CDA-staatssecretaris Van Son in 1981 en de direct daarna volgende ontploffing van de Challenger, in Amerika. God! Ik bedoel: ik! Ik was er wel zeker van dat ikzelf niets met de oorzaak van deze rampen te maken had, maar toch...?
Een mens bestaat niet alleen. Dus je kunt je niet als vanzelf lopen te verontschuldigen voor deze of gene ramp. Dat is geen masochisme, dat heet: verantwoordelijkheidsgevoel.
En het is dan ook vanuit dat gevoel dat ik u vraag (nee, smeek): benoem mij, Frans van der Velde, tot uw Nationale Zondebok van het jaar 2011. Tenzij u andere kandidaten hebt gevonden, wat mij onwaarschijnlijk lijkt.

zaterdag 4 december 2010

Een scherpzinnig betoog

‘Zij willen een scherpzinnig betoog en zij laten zich niet beetnemen,’ zei Alfons de Ridder ongeveer, te Rotterdam, in de jaren dertig of vijftig, toen hij daar een voordracht moest houden. Daarop zei Karel van het Reve in de jaren tachtig: de mensen willen zich juist laten beetnemen, Alfons! Had dat toch wat handiger gedaan, dan was je een veel groter schrijver geweest dan die eenvoudige Willem Elsschot.
Ik ben het met Karel van het Reve eens: Elsschot is na Multatuli de beste schrijver in het Nederlands. Hij zal zo lang gelezen worden als de Nederlandse taal zal blijven bestaan. We kunnen nu trouwens wel aannemen dat Karel van het Reve eenzelfde rol zal blijven vervullen. Hij is ook één van de zeldzame schrijvers bij wie je voelt alsof je een voetzoeker afsteekt, als je sommige zinnen van hem leest.
Ik wil een andere schrijver noemen: Ruth Rendell. Crime writer, dus dat kan niets zijn, zult u misschien zeggen. Rendell heeft in 1976 een boek gepubliceerd dat A demon in my view heette en dat in het Nederlands, om een of andere reden, heet: De bezeten minnaar. In dat boek zitten allerlei toevalligheden, zoals in alle crime novels, dus dat boek geeft niet een goed portret van een seriemoordenaar (zo dat ooit al zou kunnen), noch een beschrijving van de werkelijkheid. Maar welke lezer zit ook te wachten op de werkelijkheid, hij kan naar buiten kijken.
Zo’n toevalligheid is bijvoorbeeld dat die seriemoordenaar (die overigens gestopt was met dat seriemoorden: hij had een etalagepop in een kelder...) Arthur Johnson heet, en dat hij in contact komt met een Anthony Johnson, een student. Had die Clarence C. Clarke geheten, dan had die hele roman niet bestaan.
Maar ik heb dat boek toch met veel plezier gelezen, ondanks die toevalligheden. Het slothoofdstuk bijvoorbeeld had ik niet zien aankomen. Zeer goed geschreven dus.
Dit was een stukje om enig tegenwicht te bieden aan al die Tirza-liefhebbers (‘Wat is een tirza dan?’ vroeg ik me af), die van literatuur verder geen verstand hebben.

vrijdag 3 december 2010

Van hier tot Peking

Premier Rutte – ik ben steeds geneigd te zeggen: premier Rutje – zegt nu ook al dat WikiLeaks enorme schade aanricht. Hij kwantificeert die schade niet, hij zegt ook niet wáár die schade dan zou zijn aangericht. Van hier tot Peking gelooft niemand hem dan ook.
Als Rutje vindt dat er enorme schade wordt aangericht, zou hij de mensen van WikiLeaks.nl en van PowNed moeten opsporen en aanhouden. Niet dat dat veel zou uithalen trouwens, want desnoods zou ikzelf (of iedere andere Nederlander die het hart op de goede plaats heeft zitten) een mirror starten voor WikiLeaks.
Dit is nog maar de eerste slag tussen de officiële wereld en de internetwereld. De internetwereld zal winnen.