woensdag 15 december 2010

Leraar Nederlands

Ik zit hier nu, alleen, mijn zonden te overdenken. Het zijn er nogal wat, mea culpa. Mijn grootste zonde is deze. Toen ik een jaar of achttien was, wou ik leraar Nederlands worden. Ik had toen een vriend, S.V., die inderdaad leraar Nederlands is geworden. Ik weet niet hoe het hem vergaan is.
Hij studeerde aan de Universiteit van Amsterdam en ik las de lijst van boeken die zo’n student toen moest lezen. Die boeken had ik bijna allemaal al gelezen, alleen de Vestdijkjes kende ik niet, omdat ik Vestdijk voor een waardeloos schrijver hield.
Ik besloot toen maar niet voor een leraarschap te zullen ijveren: als je daarvoor zó weinig hoefde te presteren, kon het niet een behoorlijke betrekking zijn.
Ik heb daar altijd spijt van gehad. Ik wil natuurlijk niet beweren dat mijn lessen de onder mij vallende jeugd steeds zeer goed zouden hebben gedaan (ik zou spel- en taalfouten en grammaticale onregelmatigheden gewoon hebben laten passeren, want ‘we doen hier geen wiskunde’), maar wel zou ik één, twee of drie kinderen iets kunnen hebben bijgebracht over het schrijverschap. De belangrijkste les zou geweest zijn: je bent nooit eenzaam als je schrijft.

1 opmerking:

  1. Wel als je leest. Schijnt.

    Onvervreemdbaar

    Dit wordt ons niet ontnomen: lezen
    en ademloos het blad omslaan,
    ver van de dagelijksheid vandaan.
    Die lezen mogen eenzaam wezen.

    Zij waren het van kind af aan.

    Hen wenkt een wereld waar de groten,
    de tijdelozen, voortbestaan.
    Tot wie wij kleinen mogen gaan;
    de enigen die ons nooit verstoten.

    Ida Gerhardt
    Uit "verzamelde gedichten"

    BeantwoordenVerwijderen